Ook dit pand behoorde tot het 76½ voet brede perceel, waarvoor de kuiper Hendrik Craen de helft van het cijnsbedrag moet betalen. Bij de haardentelling blijkt Thomas Ketheleer bezitter te zijn. Hij verhuurt het pand aan een andere ketelaar, die er, gezien de belastingaanslag voor twee schouwen en een smidse, gewoond en gewerkt zal hebben. In het diepe huis met twee bouwlagen en zolder zal hiervoor voldoende ruimte geweest zijn. Niet duidelijk is of er een verdeling in een voor- en achterhuis was. De kelder, die onder het gehele pand doorliep, bezat volgens een bouwtekening een dunne dwarsmuur die de mogelijke scheiding van beide bouwdelen aangaf. De kelder was vanaf de straat en vanaf het achtererf | 221 |
toegankelijk. Naast de kelderingang bevond zich volgens foto's die genomen zijn bij de (gedeeltelijke ?) sloop in 1971 een straatkelder. Door de ingrijpende verbouwingen in 1930 en 1951 zijn alleen in de rechter zijmuur oude bouwsporen aanwezig. Deze muur dateert nog uit de 13de, of de eerste helft van de 14de eeuw. | 222 |
Ledig51. "De twee gulden Roosen" of "De Roslaer" anno 1635. | 23 |
1822 | Johanna Franken (waschter) |
1865 | J. de Berg (hoofdcomm. ter stads-secret.) - A. van Maaren (mr. schoen- en laarzenmaker en winkelier) |
1875 | A. van Maaren (mr. schoen- en laarzenmaker en koopman in leder) - A.M. van Rouveroij van Nieuwaal (kapitein eerste bataillon) |
1881 | A. v. Maaren (mr. schoen en laarzenm. en koopman in leer) |
1908 | H.A.J.M. Lambermont (Josz. koek- en banketbakker) |
1910 | H.A.J.M. Lambermont (josz. koek- en banketbakker) |
1928 | H.P.L.L. de Rooij |